Terwijl er in de rest van de wereld vreselijke dingen gebeurden, zat ik met mijn schoonfamilie in een vakantiehuis in de bossen. We aten, dronken, lachten en kwamen tot rust door vanaf ons terras naar de vossen, reigers en padden te kijken die onze leentuin passeerden. Op het geluid van het voortrazende verkeer op de nabije snelweg na, was het heerlijk rustig. Echte stilte bestaat niet in Nederland. Bovendien kunnen zelfs automotoren rustgevend zijn als je er eenmaal aan gewend bent.
We waren er dus even helemaal uit, daar in de uitgestrekte bossen. Op van die serene, zonnige dagen droom ik er wel eens van om de stad te verlaten en midden in de natuur te gaan wonen. Weg van alle drukte, gestress en gedoe. We kopen een klein wit huisje met een moestuin, fruitbomen en wat dieren. We leggen zonnepanelen op het dak, kopen een allesbrander en proberen te leven van wat we hebben. Hoe gelukkig zouden we dan wel niet worden?
Ik ben niet de enige die daarvan droomt. Bewoners van de zogenaamde ‘tiny houses’ voegen de daad bij het woord. Ze willen een kleine ecologische voetafdruk achterlaten en dat betekent bewust en duurzaam eten, weinig of geen auto rijden, recyclen en geen onnodige spullen verzamelen. Efficiënt omgaan met ruimte, grondstoffen en materialen hoort daar ook bij. Zo’n minihuisje meet maximaal 50m2.
Dat wordt mij een beetje te gortig want meneer Oonincx en ik worden stapelgek als we zo dicht bij elkaar moeten zitten en een lichte mate van claustrofobie is ons ook niet vreemd. Voorlopig wonen we in een groot huis in de rumoerige stad. Maar intrigerend zijn die minihuisjes wel. Dus het ‘tiny houses village’ dat mogelijk in het centrum van Tilburg komt, heeft mijn aandacht. Misschien nemen we er wel drie!
Column Ingrid Oonincx, gepubliceerd in het Brabants Dagblad van 8 juni 2017.