Voordat jullie gaan roepen dat ik er niets van begrijp, wil ik dat jullie weten dat ik de dochter van een fanatieke wielrenner ben. Veertig jaar lang koerste mijn vader over het Brabantse platteland. Twee dagen voor zijn dood zag hij Wout Poels Luik – Bastenaken – Luik winnen. Dat was de laatste keer dat ik hem zag glimlachen. Ik denk dat hij jammer vond dat ik ging hardlopen in plaats van fietsen, maar hij moedigde me net zo fanatiek aan.
Mijn vader wist dat goed materiaal essentieel is in de wielersport. Hij had een peperdure fiets, kekke outfit en een snelheidsbevorderende helm. Net als jullie stormde hij als een dartel veulen naar buiten als het eerste lentezonnetje zich aandiende.
Ik weet dat jullie stuk voor stuk doodgoeie lieverds zijn, maar in een peloton zijn jullie niet te harden. Natuurlijk heeft dat te maken met voorwaartse snelheid, groepsprocessen en angst voor valpartijen, maar is dat een reden om nietsvermoedende mensen overhoop te rijden die net als jullie dolblij zijn om na de lange winter eindelijk weer buiten te komen?
Jullie denken dat jullie alles onder controle hebben als jullie als een op hol geslagen kudde bizons over het asfalt denderen, maar soms vergeten jullie dat er ook andere weggebruikers zijn. Ouderen die hun elektrische fiets amper de baas kunnen, wandelaars die willen relaxen en hardlopers zoals ik.
En als jullie dan met een snelheid van 40 kilometer per uur heel hard naar me schreeuwen omdat ik niet onmiddellijk in de berm spring, dan ben ik wel een beetje boos. Want als ik terugroep dat jullie zelf normaal moeten doen, horen jullie me niet meer omdat jullie allang voorbij zijn. En daarom zeg ik het maar in deze column: die openbare weg is ook van mij.
Column, gepubliceerd in het Brabants Dagblad van 13 april 2017