De jaren tachtig en negentig waren deprimerend: de Koude Oorlog, aids, hoge werkloosheid, de Golfoorlog, genocide in Rwanda, het bloederige uiteenvallen van Joegoslavië. Waarom zou je kinderen op zo’n wereld willen zetten?
Maar die oorlogen gingen voorbij, de werkgelegenheid nam weer toe, ziekten werden behandelbaar. Er waren meer positieve ontwikkelingen: mensen werden zich bewust van de kwetsbaarheid van het milieu, waren tolerant en solidair met zwakkeren. Steeds meer vrouwen braken door het glazen plafond of gingen de politiek in. Fijn, want macht is vaak beter af bij vrouwen.
In 2004 werd ik moeder. In 2005 volgde nog een zoon. Het waren mooie, rijke tijden en ik maakte me geen zorgen over de toekomst van mijn kinderen. Misschien was ik verblind door het moedergeluk. Ineens dringt de gedachte zich op dat we opnieuw in de donkere jaren zijn beland. Europa wankelt, Trump komt aan de macht, Wilders spint er garen bij. Veel ouderen kiezen voor zichzelf, jongeren zijn te ontmoedigd om te gaan stemmen. Religie zorgt voor meer ellende dan troost. We vervreemden van elkaar. Mensen worden buitengesloten vanwege hun afkomst of overtuiging, krijgen geen werk, verliezen het respect van anderen en zichzelf. Het is de ideale voedingsbodem voor nog meer narigheid.
En toch is er hoop. Ik was bij de aftrap van Bakhuis Magbaz in de Tilburgse Spoorzone. Mensen uit verschillende culturen kwamen bijeen om brood te bakken en samen op te eten. Met een dame uit Letland at ik Italiaanse focaccia met Syrische hummus. De gesprekken gingen over eten en over de mooie landen waar de deelnemers vandaan kwamen. Dit soort kleinschalige, sympathieke initiatieven geven voeding aan een positiever wereldbeeld. Moeten we vaker doen.
Column Ingrid Oonincx, voor het Brabants Dagblad, donderdag 15 december 2016