top of page
  • Ingrid Oonincx

Pa


Hij groeide op in een gezin met dertien kinderen in een piepklein Brabants dorpje, dicht bij de Belgische grens. Ze hadden een boerderij met tien koeien, twee zeugen en honderd kippen. De meisjes sliepen in de opkamer, de jongens op een zolder die ze Siberië noemden omdat er geen verwarming was.

Aan hobby’s deden ze in die tijd nog niet, maar als hij niet op de boerderij hoefde te helpen, trok hij de natuur in. Samen met zijn broers zwierf hij door de bossen, over weilanden en akkers. Strikken zetten, eieren rapen, vogels en eekhoorns vangen, vissen en zwemmen in de rivier. Niemand had een zwemdiploma, maar er verdronk er geen een. Hij maakte de oorlog mee, het was crisis. ‘Er was niets, maar we hadden alles’, zei hij daarover. Buiten zijn, in de natuur, was alles voor hem.

Vanaf zijn veertiende moest hij werken bij andere boeren, alleen in het weekend mocht hij naar huis. Hij vond er niks aan. De militaire dienst voelde als een bevrijding. Daarna ging hij werken bij een mengvoederbedrijf. Hij zette zijn zinnen op een mooie dame en kreeg met haar twee dochters. Later ging hij als burger bij defensie werken, op een munitiekamp. Pa rijdt met bommen rond, grapten wij altijd.

Pa bleef de natuur in gaan. Hij maakte lange tochten door het Brabantse land. Eerst op de racefiets, daarna op de gewone fiets en op het laatst op de elektrische fiets. Overal waar hij kwam maakte hij een praatje. Zijn open houding werd vaak gewaardeerd en beantwoord. Vriendschap is het belangrijkste in het leven, vertrouwde hij me pas nog toe.

En nu is hij er opeens niet meer. Maar daar waar hij heen gaat, zitten vast een heleboel vrienden op hem te wachten om een praatje met hem te maken.

Column Ingrid Oonincx, Brabants Dagblad 28 april 2016

bottom of page