Toen ik als jong meisje op zoek was naar een hobby stelden mijn ouders me voor de keuze: of op muziekles of bij de pas opgerichte atletiekvereniging. Ik koos voor atletiek en bracht al snel veel tijd door op de atletiekbaan. Daar zag ik trainers die zich voor een schijntje voor hun favoriete sport uitsloofden, ouders die hun kinderen zonder mopperen naar wedstrijden brachten en vrijwilligers die onvermoeibaar krijtstrepen uitzetten op de grasbaan. Het waren mooie jaren, totdat de puberteit een streep door mijn talent zette en mijn interesse afgleed naar andere zaken.
Gedreven door heimwee naar de lange zomeravonden op de atletiekbaan, meldde ik me vijftien jaar later bij de atletiekclub in mijn nieuwe woonplaats Tilburg. Ik kwam er in een warm bad terecht. Met de sport als gezamenlijke interesse maakte ik er al snel vrienden, ontmoette er mijn grote liefde en produceerde een paar jaar later samen met hem twee nieuwe clubleden.
De kracht van een vereniging is dat mensen die normaal niet zo snel met elkaar in contact komen er vanuit hun gedeelde interesse toch een ijzersterke band kunnen opbouwen waarin ze elkaar dingen gunnen en samen aan een doel werken.
Ik las in de krant dat het Tilburgse seniorenkoor De Koraal er na 132 jaar mee stopt. Op de foto zag ik vrolijke zangers in verenigingstenue, hun gemiddelde leeftijd een jaar of tachtig. Er trokken complete mensenlevens aan me voorbij: lief, leed, ziekte, afscheid. Door gebrek aan nieuwe, jongere leden was het koor niet meer in staat om het gewenste niveau te handhaven. ‘We willen stoppen voordat mensen medelijden met ons krijgen,’ zei de voorzitter kordaat. Gelukkig blijven ze wel samen koffiedrinken, hopelijk neuriën ze dan soms nog een liedje.
Column Ingrid Oonincx, Brabants Dagblad 25 februari 2016