Lang geleden had ik verkering met een jongeman uit Poederoijen. Omdat er verder niets te beleven was in dat hervormde dorpje langs de afgedamde Maas nam hij me tijdens onze eerste date mee uit wandelen langs de rivier.
Er was storm op komst. De harde wind liet het gras golven en stuwde het grijze water tot grote hoogten. Hij zei dat we dwars door de wei moesten lopen om zo snel mogelijk terug te komen bij het veilige dijkhuisje waar hij woonde. Maar in de wei stonden de koeien in een linie opgesteld. Niet zomaar koeien, maar enorme dikbillen die goed waren voor minstens duizend kiloknallers per stuk.
Argwanend keken ze me aan. Alsof ze vonden dat ik een indringer was in hun besloten gemeenschap. Ik wilde me niet laten kennen en stak rennend de wei over die bedekt was met enorme koeienvlaaien. Gelukkig kreeg ik pas daarna in de gaten dat die koeien eigenlijk stieren waren.
De verkering duurde niet lang. Het dorp en de jongeman verdwenen razendsnel uit mijn gedachten. Totdat ik in de krant las dat een 51-jarige man uit Poederoijen zijn boze bejaarde buurman aan de riek geregen had. Blijkbaar was de tijd stil blijven staan in dat dorp aan de Maas. Er was vast nog steeds niets te beleven. Dan is het niet zo gek dat er af en toe een storm opsteekt. Geheel stijlvast ging een van de heren de ander met een ouderwetse riek te lijf. Dat is nog eens wat anders dan een mes, pistool of kalasjnikov zoals in de grote stad gebruikelijk is.
De openbaar aanklager eist voor de riekprikker een werkstraf van tachtig uur en boete van 781 euro, waarvan 500 euro smartengeld voor zijn buurman. De ruzie ging trouwens over de moeder van de dader. Het slachtoffer zal haar toch geen dikbil hebben genoemd?
Column Ingrid Oonincx, Brabants Dagblad 12 november.