De moderne boer heeft geen stal, maar een productiehal. Met computers, robots en productiemedewerkers die volgens een nauwgezet schema vlees en melk produceren. Vroeger noemden we die fabrieksarbeiders nog dieren.
De tijd van de donkere, rommelige stalletjes met een paar koeien met namen als Bertha en Klara is voorbij. De boeren gaan met pensioen en weinig nakomelingen hebben trek in het overnemen van de ouderlijke boerderij. Logisch, want met die moderne ondernemers met hun efficiënte varkenswolkenkrabbers is het moeilijk concurreren. Er moet dus een nieuwe bestemming komen voor die oude Brabantse stallen. De boerderijen zelf zijn nog redelijk in trek, maar zo’n oude stal is een wel erg groot konijnenhok.
Maar dan borrelen de ideeën op. Vrouw wil een atelier, dochter een kinderopvangcentrum en zoon ziet wel wat in een indoor adventurepark. Mag niet, want er zit een agrarische bestemming op de stal en dat is niet zo snel veranderd in dit streng gereguleerde land. Ik las in deze krant dat een handelaar in hooi en stro daarom binnenkort koeien gaat houden. Niet omdat hij dat zo graag wil, maar omdat hij van de gemeente per se invulling moet geven aan de agrarische bestemming op zijn stal.
Ik woon in een oude school. In onze buurtkerk zitten appartementen. In elke oude fabriek is tegenwoordig een restaurant. Ook stallen zijn cultureel erfgoed en getuigen van een verleden waarin we onze dieren nog namen gaven. Gelukkig zijn er gemeenten die wel openstaan voor snelle wijziging van het bestemmingsplan. Hulde! En anders gebruiken we die lege stallen toch stiekem? Dat doen er wel meer in Brabant. Heb je wel kans dat er geestverruimende plantjes geteeld gaan worden. Eigen schuld, dikke bult.
Column Ingrid Oonincx in het Brabants Dagblad van 23 juli 2015