top of page
  • Ingrid Oonincx

Werk


Als ik al die scholieren en studenten naar school zie fietsen, vraag ik me wel eens af waar zij later moeten gaan werken. Bedrijven die steeds meer automatiseren, winkels die verdwijnen, mensen die steeds minder willen betalen voor kwaliteit. Heeft dat dan geen effect op de werkgelegenheid?

De studiebeurzen zijn omgezet in leningen en dat betekent dat de jongeren van nu zo snel mogelijk hun diploma moeten halen om vervolgens te beginnen aan een arbeidsperiode van zo’n vijftig jaar. Dat leest u goed: deze generatie gaat waarschijnlijk pas na zijn zeventigste met pensioen, hoewel er dan waarschijnlijk helemaal geen pensioenen meer zijn.

Veel werk is geautomatiseerd, beroepen zijn verdwenen of worden alleen nog uitgevoerd in lagelonenlanden. Om een leuke baan te krijgen moet je innovatief, creatief, ondernemend of heel technisch zijn. Of je moet je eigen werk kunnen creëren en jezelf goed kunnen verkopen. In de achterliggende crisisjaren riepen politici en managers dat vastigheid uit de mode was en bedachten ze flexibele constructies waardoor jongeren flexwerkend van de ene slechtbetaalde klus naar de andere hopten. Daar kon meestal geen gezin van worden onderhouden of huis van gekocht.

Maar ineens komt er van alle kanten goed nieuws op ons af. Het CBS meldt dat veel schoolverlaters in het eerste kwartaal van 2017 werk vonden. Het UWV waarschuwt zelfs dat we krapte op de arbeidsmarkt gaan krijgen. Plotseling herinner ik me dat het mijn generatie in de jaren tachtig ook zo verging. Na een periode van vallen en opstaan trok de economie aan en konden we aan de slag. Onze tijdelijke contracten werden omgezet in vast werk. De geschiedenis herhaalt zich. Het is officieel: nu begin ik echt oud te worden.

Column Ingrid Oonincx, gepubliceerd in het Brabants Dagblad van 1 juni 2017.

bottom of page