Voor een Tilburger is het als vloeken in de kerk, maar ik haat de kermis. En dan heb ik het nog niet eens over het risico dat een gehaaste kermisklant vergeet een essentieel schroefje aan te draaien bij de achtbaan. Nee, ik heb het over de zee van flikkerende lichten, over de piepjes en bliepjes, over de weeïge geur van suikerspinnen, het hysterische gegil van pubers, de onvermoeibare aanprijzingen van de kermisexploitanten, de mensenmassa én over het feit dat je nooit iets wint bij de grijpmachine, hoeveel geld je er ook instopt.
Maar het allerergste is de kermismuziek. Alle subtiliteit is eruit gefilterd, zodat er alleen nog emotieloze, flinterdunne Barbiestemmetjes overblijven die de opgevoerde staccatobeat proberen te overschreeuwen. Gecombineerd met de hoogste volumestand pompt dit recept het adrenalinegehalte van de kermisbezoekers tot ongekende hoogte. Bij mij gaat het ver over mijn tolerantiegrens.
Wat voor de één een visueel en auditief spektakel is voor de ander te veel van het goede. Zodra de kermiswagens in de Tilburgse straten verschijnen, gaan wij dus meestal op vakantie. Maar nu heb ik Blauwe Zondag ontdekt. Op 23 juli worden tussen 12 en 14 uur alle geluiden uitgezet en de lichten gedimd. Dit geniale idee komt van Gijs Franken, die kermisbezoek mogelijk wil maken voor mensen met autisme. Ook kermisfans met epilepsie en niet aangeboren hersenletsel hebben baat bij dit prikkelarme initiatief.
Zij zijn niet de enigen. Een griezelfilm zonder geluid is minder eng. De pure kermiservaring die Blauwe Zondag biedt zal voor veel mensen een verademing zijn. Ik voorspel een grote toeloop. Maar zo’n publiekssucces als Roze Maandag moet Blauwe Zondag natuurlijk niet worden. Dat geeft weer te veel prikkels.
Column Ingrid Oonincx, gepubliceerd in het Brabants Dagblad van 6 juli 2017